Procopius van Caesarea (500-565 n. Chr.): de Romeinse postdienst

Voor de keizerlijke beambten was de postdienst van de overheid een levensbelangrijk communicatiemiddel. Daarover schrijft de vroeg-Byzantijnse historicus Procopius het volgende:

De Romeinse keizers van vroeger hadden bij de inrichting van een snelle postdienst het volgende voor ogen. Zij wilden zo snel mogelijk en zonder uitstel van alles op de hoogte gesteld worden, van vijandelijke oorlogshandelingen waar dan ook, van binnenlandse onlusten in de steden en van wat verder aan onvoorziene rampen gebeurde. Ook verwachtten zij tijdig informatie van hun ambtenaren en van andere bewoners van het rijk. Verder verlangden zij dat wie de jaarlijkse belastingopbrengsten moest overbrengen dit snel en veilig kon doen. Met het oog hierop richtten zij overal in het rijk halteplaatsen in voor de postdienst. Een koerier werd geacht hiervan per dag zo'n acht aan te doen, soms minder, maar in het algemeen niet minder dan vijf. Elke pleisterplaats beschikte over ongeveer veertig paarden en een evenredig groot aantal stalknechten. Er kon veelvuldig worden gewisseld van paarden - allemaal van topkwaliteit - zodat de ruiters van de postdienst soms op één dag een afstand aflegden waarvoor anders tien dagen nodig waren geweest.

 

Procopius, Historia Arcana, XXX (vert. H. Teitler, 2004)

Maak jouw eigen website met JouwWeb