Bronnen

De oude Romeinse wegen hebben reeds een hele geschiedenis achter zich. Vaak zijn ze niet meer in het landschap herkenbaar. Daarom is het niet steeds gemakkelijk hun tracé te reconstrueren. 

De literaire bronnen uit de Romeinse tijd zijn doorgaans nogal vaag over het Romeinse wegennet. Toch geven ze bij gelegenheid belangrijke inlichtingen over de uitbouw en de aanleg ervan. Sommigen laten toe een beter inzicht te krijgen in de archeologische restanten van het antieke wegennet in onze contreien. Uit de oudheid zijn ook de epigrafische documenten zoals mijlpalen en itineraria van groot belang. Zij bevestigen de aanwezigheid van antieke wegen. Tenslotte spelen teksten uit de middeleeuwen, studies uit de 16de of de 17de eeuw en reisverslagen alsook oude kaarten een belangrijke rol in onze kennis.

Zowel geschreven teksten, antieke reisverslagen, oude kaarten, toponiemen als luchtfotografie en materiële sporen laten toe het tracé ervan te herkennen en te volgen. De aanwezigheid van Romeinse sites zoals bepaalde steden, de villae of grafmonumenten langsheen of in de buurt van een oude weg wijst vaak in de richting van een Romeinse voorganger. 

Maar die beschikbare bronnen stellen ons voor vragen. Hoe moeten wij bij voorbeeld de oude kaarten interpreteren? En zijn de oude veldwegen, die zich sinds mensenheugenis in het landschap aftekenen en de bijhorende holle wegen wel betrouwbaar? Is het mogelijk om zonder een archeologische bevestiging definitieve uitspraken te doen? Het is daarom belangrijk dat een reconstructie van een weg waar mogelijk gefundeerd is op verschillende soorten bronnen. Het archeologisch onderzoek tenslotte kan vaak een definitief uitsluitsel bieden.

 

Bronnen en teksten over de Romeinse route tussen Keulen, Tongeren en Boulogne-sur-Mer

 

Nicolas Bergier (1567-1623)

Over het gebruik van de naam Chaussée Brunehaut schreef Nicolas Bergier, (1567-1623) een kritische notitie in in het 26ste hoofdstuk 'De l’histoire fabuleuse des Chaussées de Brunehault en la Gaule Belgique' van zijn Histoire des Grands Chemins de l’Empire Romain. Het werk verscheen in 1622 in Parijs verscheen. In de heruitgave van 1728 werd voor de eerste maal een grafische reproductie van de Peutingerkaart toegevoegd.

Lees meer »

Hendrik van Veldeke (circa 1150 – na 1186): over de weg van Tongeren naar Keulen

In Hasselt staat een gedenkteken voor de twaalfde-eeuwse dichter Hendrik van Veldeke. Zoals zijn naam zegt, werd hij geboren te Veldeke, een gehucht op het grondgebied van Hasselt. Hij is de eerste volkstalige schrijver van de Lage Landen die we bij naam kennen. In de verzen van de Sint-Servatius-legende bezong hij niet alleen het internationale karakter van Maastricht, maar maakte hij tegelijk melding van de weg tussen Keulen en Tongeren (Voer Colne ende voer Tongheren). 

Lees meer »

De miliaria van Eygelshoven (306-312)

De mijlpalen van Eygelshoven langs de weg Tongeren-Keulen stammen beide uit de tijd van keizer Constantijn de Grote (306-312). Zij waren ingemetseld in de fundamenten van de zuidmuur van de lokale kerk en werden tijdens de restauratie van 1939 verwijderd . De teksten waren identiek, maar bleven erg fragmentarisch bewaard. Dankzij de onderlinge confrontatie konden zij hersteld worden. De ontbrekende tekst staat telkens tussen de rechte haakjes. De tekst van de beide mijlpalen luiden:

Lees meer »

Het itinerarium van Tongeren (ca. 200)

De zogenaamde mijlpaal van Tongeren verdient bijzondere aandacht [1]  Deze achthoekige zuil van zwarte kalksteen werd in 1817 tijdens wegenwerken bij de Sint-Truiderpoort in het centrum van de huidige stad ontdekt. In zekere zin illustreert hij het belang van deze stad als wegenknooppunt. Zijn ontdekking in een voormalige civitatis-hoofdstad is in die context geen verrassing. Het itinerarium is sterk fragmentarisch. Van het oorspronkelijk octogonaal prisma in zwarte steen bleven slechts drie zijden gedeeltelijk bewaard. De tekst is dus niet compleet. Onder meer het tekstgedeelte met de vermelding van de keizer ontbreekt volledig.

Lees meer »

Siculus Flaccus (1ste eeuw n.C.?) over de verschillende soorten wegen

De Romeinse wegen vertonen naar gelang hun belang een grote diversiteit. De landmeter Siculus Flaccus deelde de wegen tijdens de 1ste eeuw n.C. in drie categorieën in, met name de viae publicae, de viae vicinales en de viae privatae. Siculus Flaccus schreef hierover een fundamentele tekst die een duidelijke hiërarchie binnen de wegen vastlegt en tegelijk de verantwoordelijken voor de aanleg en het onderhoud ervan aanduidt.

Lees meer »

Stempels op palen

De betrokkenheid van het leger bij de aanleg van wegen blijkt uit het archeologisch onderzoek in Weerdkampen bij Valkenburg in de gemeente Katwijk (Zuid-Holland) waar een segment van circa 125 meter van de limes-weg werd terug gevonden. Deze was afgezet met verticale eikenhouten palen die diep in de aarde waren geslagen om de weg niet te laten verzakken. Zij vormden een dijk waarop de weg zelf, gedekt met grind, lag. Sommige palen waren liefst manshoog. Op twee van de palen ontdekten de archeologen een ingeslagen stempel met de afkorting COH II CR, voor COHors II C(ivium) R(omanorum), te vertalen als ‘het tweede cohort van Romeinse burgers’. Het gaat hier om de eenheid van het Romeinse leger van ongeveer vijfhonderd man, die verantwoordelijk was voor de aanleg van de weg. Wat precies hun rol was bij de aanleg is niet helemaal duidelijk. Op grond van de stempels waren zij in ieder geval de leveranciers van het hout. Het is duidelijk dat de Romeinse weg als een militair bouwproject op een systematische wijze werd aangelegd.

Lees meer »

Tacitus (Historiae, 4, 79) over de Romeinse weg Tongeren Maastricht

In de antieke historische teksten vinden wij een zeldzame keer aanwijzingen over het Romeinse wegennet in Gallië terug. Naar aanleiding van militaire campagnes hadden de toenmalige historici het ook over de trajecten die het Romeinse leger volgde. Plutarchus bijvoorbeeld vermeldt, zonder daarover verder details te verschaffen, hoe Caesar tijdens zijn campagnes in Gallië bestaande routes volgde.[1]

Lees meer »