De brug over de Maas
In zijn oorlogsverslagen beschrijft C. Iulius Caesar hoe hij in 55 en in 53 v.C. bruggen over de Rijn had geslagen om met enkele strafexpedities al te opdringerige Germanen een lesje te leren. Het was een enorme onderneming, zoals uit het verslag van de veldheer bleek:[1]
Ondanks de enorme problemen die de aanleg van de brug zou opleveren, gezien de breedte, de snelheid en de diepte van de rivier, moest hij juist dat project (namelijk een brug bouwen) doorzetten, vond hij, of anders het leger helemaal niet overbrengen.
Voor de brug gebruikte hij de volgende techniek. Als pijlers dienden combinaties van twee palen, anderhalve voet dik en van onderen een beetje aangepunt. Die stonden op twee voet afstand van elkaar en waren onderling verbonden; hun lengte hing af van de diepte van de rivier. Deze combinaties werden met machines de rivier in gelaten en vastgezet, en met heiblokken geheid. Dat werd niet loodrecht gedaan, zoals bij gewone brugpalen, meet schuin, zodat ze met de stroom mee voorover helden. Ertegenover werd dan telkens veertig voet benedenstrooms precies zo’n palencombinatie geplaatst, maar nu tegen de kracht en stuwing van de stroom in. Tussen die twee combinaties werd dan bovenop een dwarsbalk gelegd, van twee voet dikte (precies de afstand tussen twee palen van een combinatie). De dwarsbalk werd aan beide uiteinden met twee klemmen vastgezet en hield op die manier de twee combinaties uit elkaar.
Zo kreeg je dus telkens twee palencombinaties die niet tegen elkaar konden komen en tegenovergestelde hoeken maakten. Dit maakte het hele bouwwerk bijzonder stevig. Het zat zelfs zo in elkaar dat hoe groter de kracht was van het water dat erop beukte, des te strakker het geheel werd samengehouden. Haaks op de dwarsbalken werden in de lengte liggers aangebracht, met daarover weer een dek van dwarslatten en vlechtwerk.
Dit was nog niet alles. Benedenstrooms sloeg men extra brugpalen schuin de bodem in, die als een soort stormram tegen de brug werden gezet en met het geheel werden verbonden, om zo de druk van het water op te vangen. Andere palen kwamen er aan de bovenstroomse kant van de brug, een eindje ervan af. De functie daarvan was deze: als de barbaren boomstammen of schepen lieten afdrijven om de brug te vernielen, zouden zij de vaart ervan verminderen en de brug tegen schade beschermen.
De kans is reëel dat de houten brug over de Maas bij Maastricht volgens een vergelijkbaar concept werd gebouwd. Archeologisch onderzoek wees inderdaad uit dat omstreeks of kort na het midden van de 1ste eeuw n.C. de Romeinen ook in Maastricht een houten brug over de Maas hadden gelegd. Deze lag circa 100 meter zuidelijk de huidige Sint-Servaasbrug. Het was waarschijnlijk deze brug die door Tacitus werd genoemd als pons Mosae. Deze werd vanaf de 2de eeuw vervangen door een houten brug op stenen pijlers. De Maas-bruggen zijn goed gedocumenteerd door talrijke vondsten van constructieonderdelen tijdens baggerwerken in de rivier. Tijdens een aantal onderwatercampagnes in 1963 en 1964 werden enkele stenen pijlers van de brug in kaart gebracht en balken, metalen paalschoenen en oude bouwstenen van de brug geborgen. Ter verdediging van deze brug bouwden de Romeinen tijdens de 4de eeuw op de westoever van de Maas het castellum van Maastricht. De oorspronkelijk Romeinse brug bleef in dienst tot 1274.
Caesar, BG, 17 (vertaling: V. Hunink, 2018)
Reconstructietekening: John Soane, 1814.
Maak jouw eigen website met JouwWeb