De aanleg van de Romeinse weg

In de Romeinse wegenbouw waren de hoofdwegen zoals de Via Appia bij Rome en de Via Domitiana die geplaveid waren met platte polygonale natuursteen op een zeer solide fundering, het summum. De wegen waren bovendien vaak voorzien van parallelle drainagegrachten. Maar eigenlijk werd een dergelijke aanleg eerder beperkt toegepast en dan vooral voor de hoofdwegen in en rond de grote steden. Plutarchus signaleert trouwens dat wegen zowel geplaveid als met grind werden aangelegd. Een algemene toepassing van dallen of plaveien was gewoon veel te duur. Bovendien veroorzaakten zij een grote slijtage van de karrenwielen. Het overgrote gedeelte van de wegen was veel eenvoudiger van aanleg. Soms waren ze niet meer dan eenvoudige, onverharde veldwegen, zoals er een tijdens recent onderzoek in Adegem bij Maldegem aan het licht kwam. Het ging daar om een zandweg die over een vrij grote afstand kon gevolgd worden en die van Antwerpen naar het West-Vlaamse Oudenburg liep.  Gezien de uitgestrektheid van het Romeinse Rijk was het gewoon niet mogelijk de wegen overal zo luxueus aan te leggen. Dé Romeinse weg bestaat dus niet.

De Via Appia bij Rome (RN)

Alyscamps of de Via Aurelia bij Arles 

De aanleg van Romeinse wegen werd grotendeels bepaald door de bestemming, de natuurlijke ondergrond, het waternetwerk en het klimaat waardoor er een grote variëteit aan Romeinse wegen bestond. De verscheidenheid in gebruikte materialen was bijzonder groot, onder meer omdat meestal lokale bouwmaterialen werden gebruikt. Bovendien waren de financiële middelen niet overal gelijk. Belangrijke wegen mochten ook wat meer kosten dan de minder belangrijke. Het voornaamste doel lag uiteindelijk in de aanleg van een solide weg die bestand was tegen water en gebruik. En zo zien wij dat in onze contreien de Romeinse wegen in hoofdzaak grindwegen waren.

Het archeologisch onderzoek laat enigszins toe een duidelijk beeld te krijgen van de normale breedte van de Romeinse wegen. Het toonde aan dat de weg van Bavay naar Tongeren en Keulen een normale breedte van 5 tot 7 meter had. Bij Gembloux mat de weg Bavay – Tongeren 6,50 meter, bij Liberchies 6 meter. Wanneer we echter de onverharde stroken samen met de greppels er bij nemen, dan bedroeg de weg ter hoogte van Liberchies 35 tot 40 meter.  In Maastricht werd bij de bouw van de wijken Mariaberg en Daalhof de Romeinse weg richting Tongeren regelmatig gedocumenteerd. Het gaat specifiek om een grindweg die in een eerste fase bijna 5 meter breed was en later verbreed werd tot iets meer dan 7 meter. Aan weerszijden liepen greppels met een breedte van circa 1,50 meter.

De Romeinse weg aan de Zijdelingestraat in Tienen (Agentschap Onroerend Erfgoed)

De Romeinse weg van Tongeren naar Tienen ter hoogte van het college (RN_2022) 

Ten oosten van Tongeren werd tijdens rioleringswerken op de Leopoldwal een 5,80 meter brede kiezel die in de richting van Keulen liep, waargenomen.  Binnen de tweede-eeuwse omwalling had de noord-zuid gerichte straat, die uitloopt op de noordelijke poort, een breedte van 6 meter.   In de zuidwestsector van de stad werd voor de weg richting Bavay een breedte van 5,75 meter tot 7 meter vastgesteld.  Over de breedte van de Romeinse weg tussen Tongeren en Tienen zijn weinig gegevens beschikbaar. Volgens oudere opgravingen van 1910 tot 1937 zou de weg tussen Tongeren en Bommershoven een gemiddelde breedte van 9 meter gehad hebben en van een solide constructie geweest zijn.  In Tienen-Grimde, vlak bij de drie tommen, was de Romeinse weg in een eerste fase circa 6 meter breed, met inbegrip van de greppels ongeveer 11 meter. In een tweede fase, die niet kan worden gedateerd, lag de totale breedte van de weg op circa 13 meter.  In Asse mat de weg vanuit Bavay 5,80 meter.  In Velzeke had de weg vanuit Bavay een breedte van 5 tot 7 meter. Ongetwijfeld gold die breedte ook voor de weg van Tongeren naar Kassel.