De Romeinse wegen vertonen naar gelang hun belang een grote diversiteit. De landmeter Siculus Flaccus deelde de wegen tijdens de 1ste eeuw n.C. in drie categorieën in, met name de viae publicae, de viae vicinales en de viae privatae. Siculus Flaccus schreef hierover een fundamentele tekst die een duidelijke hiërarchie binnen de wegen vastlegt en tegelijk de verantwoordelijken voor de aanleg en het onderhoud ervan aanduidt.
Want er zijn de viae publicae, aangelegd met publieke middelen en die de namen van de personen die ze hebben aangelegd, dragen. Deze wegen staan onder toezicht van curatoren en worden door ondernemers aangelegd. En voor sommige vordert men tijdelijk een vastgestelde som van de eigenaars.
Daarnaast zijn er de viae vicinales, die zich van de hoofdweg aftakken, door het platteland lopen en vaak leiden naar andere openbare wegen. Ze worden aangelegd door de pagi, dat wil zeggen door de magistraten van de pagi, die meestal van de eigenaars de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden eisen of liever aan elke eigenaar de zorg toewijzen om het deel van de weg te onderhouden dat zijn domein passeert. Toegang tot al deze wegen is gratis.
Ten slotte zijn er wegen door particuliere landerijen die niet aan iedereen toegang moeten bieden, maar alleen aan diegenen die ze nodig hebben om hun velden te bereiken. Deze wegen vertrekken vanuit de viae vicinales. Soms sluiten ze ook aan op gemeenschappelijke paden die eigendom zijn van twee eigenaren en die ermee hebben ingestemd om ze op de grens van hun landgoederen te leggen en ze op gemeenschappelijke kosten te onderhouden.
Kortom, de openbare wegen, de lokale wegen en, onder de particuliere wegen, deze die toehoren aan twee eigenaren, vallen samen met grenzen. Deze wegen zijn echter niet aangelegd om als grenzen te dienen, maar om verkeer mogelijk te maken.
Maak jouw eigen website met JouwWeb